Woord van de maand januari

Jezus Christus zegt: Komt en gij zult het zien. Joh 1:40

De woorden ‘Komt en gij zult het zien’ of zoals het in de Statenvertaling staat “Komt en ziet’ zijn een uitnodiging van Jezus aan twee discipelen van Johannes de Doper: Andreas en -zoals vele Bijbeluitleggers aangeven- Johannes, de schrijver van het Evangelie dat naar hem vernoemd is. Om deze uitnodiging in zijn context te begrijpen is het goed om het Schriftgedeelte van Joh.1:1-52 te lezen. We zien dat door het getuigenis  en het onderwijs van Johannes de Doper aangaande Jezus, deze twee discipelen besluiten om nu Jezus te volgen, om bij Hem het vervolgonderwijs, hogeronderwijs te ontvangen. De Doper getuigde immers tegenover priesters en Levieten en ook tegen Farizeeën dat niet hij de lang verwachte Christus of de profeet Elia was. Hij was slechts een heraut,  een wegbereider die de mensen, die afkwamen op zijn bekeringsboodschap, en dus ook zijn leerlingen, zijn discipelen moest klaarmaken voor en wijzen op Jezus. God had hem geopenbaard dat Degene op wie hij de Geest zou zien nederdalen als een duif en op wie de duif zou blijven, de Gezalfde is, de Christus, de Zoon van God.

Te midden van de aanwezigen wijst de Doper op Jezus: ‘Zie het lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt’. Hij erkent daarmee Jezus als Degene die de plaats zal innemen van de lammeren die elke ochtend en elke vooravond als brandoffer gebracht moest worden voor de zonden van mensen (Ex. 29:38-42). Hij belijdt Hem als het Pesach lam door wiens bloed en offer de verderver voorbij moest gaan. Hij ziet hem als het lam dat ter slachting gebracht zou worden om de straf voor de zonde te betalen (Jes. 53:7).

Wanneer hij Jezus weer ziet, wijst hij twee van zijn discipelen, de eerder genoemden, Andreas en Johannes, nog eens op Hem: ‘Zie het Lam Gods!’ Als direct gevolg van diens aanwijzing en het eerder onderwijs over Jezus, begrijpen zij nu dat zij Jezus moeten volgen, discipelen van Hem moeten worden. Alhoewel Jezus van een hogere orde en een groter meester is dan de Doper, zien zij Hem in eerste instantie alleen als meester, als leraar. Op de vraag van Hem waarom zij Hem volgen, antwoordden zij daarom ‘Rabbi, Meester, waar houdt Gij verblijf’? Waar woont U?’ Zij wilden weten hoe en waar zij in contact met de Meester konden komen, waar zij Hem konden spreken, waar zij bij Hem in de leer konden gaan. Jezus antwoordt ‘Komt en gij zult het zien’ oftewel ‘Komt en ziet”. 

Wanneer Andreas zijn broer Simon Petrus leidt tot Jezus, om diens derde discipel te worden, dan vertelt hij niet dat hij een grotere rabbi dan de Doper heeft gevonden, maar dat hij de Messias, de Christus heeft gevonden. De vierde door Jezus geroepen discipel Filippus, ziet in Hem de door Mozes en de profeten beschreven en beloofde Messias. Filippus, die Nathanaël daarvan probeert te overtuigen, gebruikt dezelfde woorden van Jezus wanneer die nog daaraan twijfelt: ‘Kom en zie’.  Nathanaël, die is ingegaan op de uitnodiging van Filippus, ontmoet Jezus en deze laat hem zijn Alwetendheid zien door hem te vertellen wie hij is en waar hij was, nog voordat hij door Philippus was geroepen. Nathanaël belijdt daardoor: ’Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël!’.

Van Johannes weten wij dat hij na zijn verblijf bij Jezus, zijn broer Jakobus erbij gehaald heeft. In totaal zes discipelen van de latere twaalf.

Het voorgaande laat zien, dat willen we echt discipel zijn van Jezus, het van eminent belang is om eerst in te gaan op Zijn uitnodiging om het Lam Gods, de Redder, de Verlosser, de Verzoener, de Zoon van God, de Christus, de Meester beter te leren kennen. We kunnen dan op onze beurt, en wel volgens het principe van ‘discipelen maken discipelen’, onze ouders, broers, zusters, kinderen, kleinkinderen, familie, vrienden, kennissen, collega’s uitnodigen en wijzen op Jezus met de woorden ‘Komt en ziet’, opdat ook zij discipelen van de Meester kunnen worden. 

Amen!